-
1 appliquer
appliquer [aapliekee]1 aanbrengen ⇒ opleggen, neerzetten2 toepassen ⇒ in praktijk brengen, gebruiken♦voorbeelden:appliquer une échelle contre un mur • een ladder tegen een muur zettenappliquer un traitement à • een behandelwijze toepassen bijappliquer une peine à qn. • iemand een straf opleggen♦voorbeelden:1 s'appliquer à faire qc. • zich (geheel) richten (op), zich wijden (aan)1. v1) aanbrengen, neerzetten2) toepassen, in praktijk brengen2. s'appliquer (à)v -
2 application
application [aapliekaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:mettre en application • in praktijk brengen, toepassenavec application • ijverigf1) toepassing2) ijver, vlijt3) toewijding4) (het) aanbrengen [zalf, pleister, versiering]5) applicatie -
3 exécution
exécution [egzeekuusjõ]〈v.〉♦voorbeelden:en exécution de (la loi de) • ingevolge (de wet van)f1) uitvoering2) vol-trekking [vonnis] -
4 appliquer la loi
appliquer la loi -
5 l'application de la loi
l'application de la loi -
6 mettre à exécution
mettre à exécution -
7 exécuter
exécuter [egzeekuutee]5 terechtstellen ⇒ executeren, ter dood brengen♦voorbeelden:v1) uitvoeren3) volkomen verslaan [sport]
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский